Nu ik les geef aan Antilliaanse jeugd, komen de cultuurverschillen heel sterk naar voren.
Opleiding is niet zo belangrijk als in Nederland. Men is hier niet zo prestatiegericht. Hoewel dit 1 van de redenen was waarom wij uit Nederland wilde vertrekken, word ik nu geconfronteerd met de andere kant hier van. School heeft geen prioriteit. Het is een deel van het leven, maar de sociale wereld blijft het belangrijkst.
Zo krijg je dus situaties waarin ik me verbaas over de gang van zaken in het leslokaal. Maar deze keer ben ik de uitzondering, ben ik de minderheid. Dus moet ik me aanpassen, toch?
Even een paar verschillen op een rijtje:
De eerste les zit ik braaf te wachten, 5 minuten voor aanvang van de les, in het lokaal. Als het tijd is denk ik dat de studenten nu wel zo zullen komen. Na 5 minuten denk ik dat nog. Na 10 minuten ga ik toch twijfelen. Is er iets misgegaan? Ik loop naar buiten en ondanks dat de lessen al zijn begonnen is het schoolplein nog druk bezet. Ik ken mijn studenten nog niet, dus ik kan ook niemand aanspreken. Gelukkig kom ik een collega tegen. “Bon dia. Kombai?” (goedemorgen, hoe is het?) nou, niet zo goed. Ik ben mijn studenten kwijt. “Oh, rustig blijven zitten, ze komen vanzelf”, is het laconieke antwoord. Okee, dit is dus normaal. Niet het punctuele Nederland. Ik druip af naar mijn lokaal. Als ik daar kom staat er inderdaad een groepje studenten. Bent u Juffrouw Antrag? We dachten dat u er niet was. Hallo mensen. Kom binnen dan gaan we beginnen (een kwartier later dus).
Dat juffrouw is hier de aanspreektitel voor (vrouwelijke) docenten. Je stelt je voor als Miek en dat ze me mogen tutoyeren. Maar dat is hier veel te amicaal. Een docent is hier toch je meerdere en zo wordt je ook behandeld. Ze blijven dus steevast juffrouw en u zeggen. Ik laat het maar zo, al voelt het raar.
In de les gaat er een mobiel af. Ik kijk verstoord op en wil zeggen dat ik wil dat ze de mobieltjes uit of op stil zetten. Tot mijn verbazing staat de student op, loopt langs mij heen, maakt een gebaar van wacht even, ik ben zo terug, gaat de klas uit en gaat uitgebreid zitten bellen. Als ik met een verbaasde blik de klas in kijk, van ‘wat gebeurt hier nou?’, krijg ik als verklaring dat alles moet rechtvaardigen: “het is zijn vader”. Nu ging de les over non-verbale communicatie. Ik heb de conclusie maar getrokken dat zij in ieder geval kunnen reageren op gezichtsuitdrukkingen.
Later begreep ik van Antilliaanse collega’s dat in de reglementen wel staat dat mobieltjes in de klas niet zijn toegestaan, maar dat het door iedereen wordt gedoogd. Tja, wederom pas ik me maar aan.
Ook de manier van lesgeven is totaal anders. Ze zijn hier gewend om frontaal les te krijgen. De docent vertelt en de student luistert en maakt aantekeningen. Ik wil ver gaan in het aanpassen aan de cultuur, maar hier trek ik een streep. Het wordt hoog tijd dat de studenten een actievere rol gaan spelen in hun eigen leerproces en zelf die grijze massa in gang gaan zetten. Opdrachten uitvoeren blijkt een stapje te ver. Ze doen het gewoon niet. Ze gaan iets anders zitten doen en als ik dan langs kom hoe het gaat met het uitvoeren van de opdracht, vragen ze doodleuk wat ze ook alweer moesten doen. Dat werkt dus niet. Samen de opdracht doen in de klas gaat wel, maar dan moet ik wel het voortouw nemen.
Onderwijsleergesprek (dmv vragen ze zelf naar het antwoord toe leiden) gaat wel. Het was even wennen, maar je ziet na een halve les al dat ze het leuk vinden en dat ze steeds gemotiveerder raken.
Ook werd ik hard met mijn neus op de feiten gedrukt dat de gemiddelde gezinssituatie niet zo rooskleurig is. Om zaken duidelijk te maken werk ik veel met voorbeelden en leg ik de link naar hun eigen belevingswereld. Dan krijg ik regelmatig reacties waardoor ik even snel een kijkje krijg in de wereld van de studenten en die is vaak niet zo rooskleurig. Althans niet zo standaard als in Nederland, waar ondanks veel scheidingen toch sprake is van een redelijk stabiele gezinssituatie of in ieder geval goede omgangsregelingen.
Gezinssituaties hier zijn totaal anders. Veel gebroken gezinnen en broertjes en zusjes met allemaal een andere vader.
Als voorbeeld: we hadden het over de verschillen in gewoonten en rituelen binnen verschillende culturen. Begroetingen zijn per cultuur anders. Ik wilde duidelijk maken dat het lichamelijk contact dat er is tussen mannen bij een begroeting, per cultuur is bepaald. Dus vroeg ik aan een jongen in de klas: hoe begroet jij je vader als je thuiskomt? Waarop hij zei:”ik doe zo (geeft een demo met een medestudent en stoten zacht de vuisten tegen elkaar) en zeg “hee swa” als ik hem tegenkom”. Wake-up call voor Miek. Ik kan er dus niet zomaar van uit gaan dat ze hier contact hebben met hun vader.
En zo leer ik elke dag beter omgaan met deze cultuur. Ik hoop dat de studenten mijn blunders willen vergeven.
Verder is Curaçao volledig in de ban van carnaval. Er zijn vele verschillende activiteiten zoals het Tumbafestival (dit is een soort songfestival waarbij de carnavalshit van dit jaar wordt gekozen), jump-ups (weten we ook niet wat het is, waarschijnlijk wordt er veel bij gesprongen) en natuurlijk de 5 parades. Maar hier over volgende week meer.